Logo Odd Fellows Apeldoorn
 

Leven als veganist

Hoe ben ik veganist geworden?
Na langere tijd al dan niet tijdelijk dieren op te vangen gaat het op een gegeven moment knagen: Aan de ene kant zorg je voor dieren, en ’s-avonds liggen ze op je bord. Omdat deze gedachte niet zomaar wegging zijn we begonnen om vegetarisch te eten, dat wil zeggen afzien van het consumeren van dode dieren. Al snel gingen we een stap verder en kozen voor een veganistische levenswijze.

Wat is veganisme?
Veganisme is een levenswijze waarbij – voor zover praktisch haalbaar – wordt afgezien van alle vormen van exploitatie van, en wreedheid naar, dieren voor eten, kleding of andere doeleinden.

Zoals je ziet beperkt veganisme zich niet alleen tot plantaardig eten, Veganisten kopen ook geen nieuwe kleding die gemaakt is van dieren.

Is dat lastig? Soms. Je moet in een supermarkt goed de verpakkingen lezen, je moet anders gaan koken en vooral in het begin ben je op zoek naar creativiteit om anders te gaan koken met andere ingrediënten.

Ben ik consequent in mijn veganisme? 
Af en toe heb ik een moment van zwakte en geef ik daaraan toe, maar ik merk dat dit steeds minder wordt.

Redenen om veganist te worden
Dierenwelzijn
Als mens zijn we de grootste predator van de wereld. We leggen mens en dier onze wil op, waardoor ontbossing toeneemt en het leefklimaat en het dierenwelzijn van ondergeschikt belang zijn. Dieren zijn productie-units geworden in een geïndustrialiseerde voedselketen. Dieren worden gevoed met industriële producten in plaats van natuurlijk voedsel en worden zelf als product ondergeschikt gemaakt aan het productieproces.

Dit resulteert in:
●    Kippen die extreem snel groeien. Zogenaamde plofkippen die in zes weken een gewicht van 2,2 kg heeft. Een plofkip groeit vier keer zo snel als een kip deed in 1950 en heeft daarvoor maar een derde van het voer nodig.
Aan het eind van haar leven is de plofkip qua leeftijd te vergelijken met een 4-jarig meisje, maar dan met een gewicht van 80 kilo. Het is overbodig om te vertellen dat dit gepaard gaat met veel dierenleed.
●    Varkens die binnen zes maanden 110 kilo wegen en rijp zijn voor de slacht, Varkenszeugen die ongeveer dertig biggen per jaar produceren in een ligbox van 60 tot 75 centimeter breed en binnen drie tot vier jaar zijn afgeschreven. En dat terwijl varkens sociale, intelligente en gevoelige dieren zijn.
●    Melkkoeien waarbij de kalfjes binnen één dag na de geboorte worden weggehaald. Een koe kan van nature wel 20 jaar worden, maar binnen de vee-industrie gaan melkkoeien gemiddeld na 6 jaar naar het slachthuis.
●    Wantoestanden bij de slacht. We hebben allemaal gehoord over de misstanden in de slachthuizen, het transport van de dieren en slachtprocessen die allemaal ingericht zijn op efficiency en niet op een waardige omgang met de dieren.


Milieu
Het produceren van voedsel kost veel grondstoffen (zoals kunstmest, brandstof voor landbouwvoertuigen, et cetera) en is goed voor meer dan een kwart van alle door mensen veroorzaakte uitstoot van broeikasgassen.
Een overgroot deel van die uitstoot – volgens sommigen  tot wel 80 procent – is het gevolg van veehouderij.  Volgens de Wereldvoedselorganisatie (FAO) is de mondiale veeteelt verantwoordelijk voor bijna 15 procent van alle aan menselijk gedrag gerelateerde broeikasgassen. 
Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving is 11 procent van de totale hoeveelheid broeikasgassen die Nederland uitstoot (lachgas, methaan en koolstofdioxide) afkomstig uit de veeteelt. Overigens eten we al dat vlees niet zelf op: ruim driekwart van in Nederland geproduceerd vlees is voor de export.
Hoe gaan we al die dieren voeden?
Veeteelt vraagt veel ruimte. Niet zozeer het houden van het vee, als wel het produceren van het voer voor de dieren. Voor de productie van een kilo biefstuk is gemiddeld 25 kilo voer nodig, en dat moet ergens groeien. 
Van het mondiale landbouwareaal is 75 procent in gebruik voor de productie van veevoer en als grasland.
Dit is veel, want vlees, zuivel en eieren leveren slechts 17 procent van alle calorieën die de wereld tot zich neemt. Helaas heeft de wereld niet heel veel geschikte landbouwgrond over, tenzij we nog meer regenwoud kappen.
Ook de Nederlandse vleesconsumptie (dus niet wat we produceren en exporteren) vraagt relatief veel grond, met name in Brazilië. In totaal is voor het produceren van alle Nederlandse consumptie circa 10 miljoen hectare grond nodig – drie keer het Nederlandse landoppervlak.
Bijna de helft van onze voetafdruk betreft zo landbouwgrond voor de productie van voedsel. De productie van vlees, zuivel en eieren vraagt bovenproportioneel veel ruimte: 2 miljoen hectare.
De uitstoot van broeikasgassen en het dreigende ruimtegebruik zijn niet de enige schadelijke gevolgen van onze vleeslust. Zo leidt de huidige manier van veeteelt ook tot mestoverschotten,  overmatig gebruik van antibiotica  en vragen al die dieren en het telen van hun voer veel water.
Wat nu als we allemaal vegetariër of veganist worden?
Hoe lekker veel mensen vlees ook vinden, het is helaas een weinig efficiënte manier om aan calorieën of eiwitten te komen. Als we granen of bonen zelf opeten kun je daar veel meer mensen mee voeden dan als we ze eerst aan dieren voeren ter productie van vlees.
Minder vleesconsumptie is volgens enkele onderzoeken dan ook onvermijdelijk om te proberen de opwarming van de aarde te beperken tot 2 graden Celsius en een groeiende wereldbevolking te voorzien van voldoende veilig en betaalbaar voedsel. Concreter: wanneer alle Europeanen vegetarisch zouden eten (geen vleesproducten en eieren), had de EU al voor 2020 de helft van haar milieudoelstellingen behaald.


Mijn motieven om veganist te worden heb ik wel uiteengezet. Ik wil graag proberen het in een breder, filosofisch kader te plaatsen. Ik hebruik hiervoor als kapstok de ‘Wet Dieren’.


De Wet dieren en de filosofische duiding
De Wet dieren schrijft sinds 2013 voor dat het niet is toegestaan om “zonder redelijk doel” dieren pijn of schade toe te brengen. Een recent amendement van Tweede Kamerlid Leonie Vestering voegde hier een zinnetje aan toe: “Onder een redelijk doel wordt in elk geval niet begrepen het kunnen houden van dieren in een bepaald houderijsysteem of een bepaalde wijze van huisvesting.” Oftewel: de intensieve veehouderij mag niet langer uitgezonderd worden van de welzijnseisen in deze wet.

Dat onschuldig ogende zinnetje en een handvol andere amendementen aan de wet kwamen door de Tweede Kamer, werden in de Eerste Kamer zelfs unaniem aangenomen, en werden vervolgens gepubliceerd in het staatsblad. “De Wet dieren wordt als volgt gewijzigd: …” Nou, fijn voor de dieren, zou je zeggen.

Hoe komt het dat zo’n simpele wetswijziging op zo veel weerstand stuit?

Dat was juni 2021. De wet zou op 1 januari 2023 ingaan. Minister Adema van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verantwoordelijk voor de uitvoering van de wet, heeft de wet echter niet in werking doen treden.
Waarom niet?
De aanpassing zorgt voor “een hoop onrust en onzekerheid bij bedrijven”, roept veel vragen op, en is “juridisch eigenlijk niet goed handhaafbaar”, aldus minister Adema. Ik wil het hier niet hebben over de politieke en juridische aspecten van deze kwestie. Liever zoom ik uit: hoe komt het dat zo’n simpele wetswijziging op zo veel weerstand stuit?
Instrumentele rede
Een van de scherpste cultuurcritici van de 20e eeuw was de Duitse filosoof Max Horkheimer. In zijn Eclipse of Reason/ Dialectiek van de Verlichting gepubliceerd in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, probeert hij te achterhalen hoe het kan dat de mens elkaar toch zulke gruwelijke dingen aandoet. Hij concludeert: de instrumentele rede heeft de mens de afgelopen eeuwen in zijn greep gekregen.
Over wat van waarde is, kunnen we het niet meer eens worden. Over wat van nut is wel. Hierdoor is de instrumentele rede dominant geworden. Deze vraagt niet naar het waarom, maar slechts naar het hoe, niet naar de wenselijkheid van het doel, maar slechts naar de middelen.
De instrumentele rede is een specifiek soort denken dat één trucje kent: het bedenken van het beste middel voor een gegeven doel. Deze vorm van rationaliteit kan zelf geen doelen stellen. Onze medemens is een instrument geworden

Het instrumentele denken is dus een vorm van denken die hongerig is naar doelen, maar zelf geen doelen kan vinden. En volgens Horkheimer kennen wij – dat wil zeggen, burgers in de industriële samenleving – vrijwel alleen nog de instrumentele rede.


Natuur als instrument
Goed, wat heeft dit alles met de Wet dieren te maken? Wel, de instrumentele rede was niet zomaar een theoretisch verzinsel van Horkheimer. Hij zag het elke dag in actie.

Hij zag: wij mensen instrumentaliseren elkaar. Wanneer we onze medemens in overvolle treinen naar concentratiekampen sturen, maar ook wanneer we onze medemens door middel van advertenties manipuleren om waardeloze luxeproducten te kopen. Het punt is dat we elkaar niet langer zien als intrinsiek waardevol. Onze medemens is een instrument geworden voor onze eigen doeleinden.

Wij instrumentaliseren niet alleen elkaar, maar ook de natuur. De dominante visie op de natuur is verschoven: ooit verscheen ze aan ons als intrinsiek waardevol, vol met goden en geesten, als levend en dús ontzagwekkend. Maar volgens Horkheimer zijn we die houding grotendeels kwijtgeraakt. Bomen verschijnen aan ons als hout, dieren als vlees en gelatine, en landschappen als toekomstige voedselfabrieken.

De overheersing van de natuur en de medemens staan dus niet los van elkaar. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille: het op macht beluste ego van de instrumentele rede.
Onze houding ten opzichte van de natuur
Horkheimer schreef over dit alles in 1947. Hoe staat het er vandaag voor? Hebben we inmiddels een gezondere verhouding ten opzichte van de natuur?

Helaas past de heisa rond de wet dieren perfect binnen het plaatje dat Horkheimer schetst. Want wat voor samenleving is het die het invoeren van minimale welzijnsstandaarden voor dieren als een onuitvoerbare exercitie ziet? Dat kan niet anders zijn dan een samenleving die dieren al die tijd diepgaand heeft geïnstrumentaliseerd.

En als deze wet echt “juridisch eigenlijk niet goed handhaafbaar” is, dan is ons juridisch apparaat dus niet ingericht op het erkennen en waarborgen van de intrinsieke waarde van dieren. De letter van de wet mag dan sinds 2013 zeggen dat dieren intrinsieke waarde hebben, maar onze instituties en praktijken vertellen een heel ander verhaal.

Koe, varken en kip worden grondstof
Sterker, sinds het pleidooi van Horkheimer zijn dieren zelfs letterlijk producten geworden. Dierenrassen worden ‘geproduceerd’ en verkocht als productlijnen, met namen als Cobb500™ en Ross 308, om het productieproces nog meer te stroomlijnen. Zelfs op evolutionair niveau nemen we het heft in eigen handen; alles wordt gemanaged door de mens.

Als we Horkheimer serieus nemen, dan moeten we inzien dat de exploitatie van mens en dier niet los van elkaar staan. We nemen afstand van ‘waar ons eten vandaan komt’ op dezelfde manier dat we afstand nemen van ‘wat er in arme landen gebeurt’. Het feit dat wij – westerse consumenten – in beide processen diepgaand betrokken zijn, is enerzijds algemeen bekend en wordt anderzijds continu op afstand geplaatst. Het zijn twee uitkomsten van één instrumentele gesteldheid die alles reduceert tot ‘materie-voor-ons’.

De aanblik van dieren
Het maatschappijbeeld van Horkheimer is onmiskenbaar somber. Mens en dier worden uitgebuit, en blijkbaar ligt dat aan niets minder dan de rationaliteit die het westen eigen is. Wat kunnen we dan nog doen?

Volgens Horkheimer is de overheersingsdrang zoals we die zien in het moderne Westen een onvermijdelijke uitkomst van de menselijke natuur. Maar we hoeven hem daarin niet te volgen. Inheemse volkeren over de hele wereld leven al eeuwenlang op heel andere manieren samen met hun natuurlijke omgeving. Manieren die vaak gezonder zijn voor mensen, dieren én ecosystemen. Horkheimer was dus te snel om de westerse ingesteldheid te universaliseren tot ‘de menselijke gesteldheid’.

De overheersing van de natuur en de medemens staan niet los van elkaar
Zelfs in westerse culturen zie je dat de instrumentele rede niet altijd overheerst. Wij mensen houden van interacties met dieren, en zien die dieren dan plots wel als individuen. Velen van ons hebben liefdevolle relaties met huisdieren, die vaak een volwaardig onderdeel van het gezin zijn. Op kinderboerderijen omarmt jong en oud de kans om met kippen, geiten en varkens te spelen – dieren die we eigenlijk als massaproducten zouden moeten zien.

Als we niet leren om alle wezens om ons heen te zien als op zichzelf waardevol, dan riskeren we een alsmaar verdergaande onderdrukking van dieren én mensen. We kunnen hiervoor te rade gaan bij de ideeën en praktijken van inheemse volkeren, maar we kunnen ook beginnen bij de liefdevolle aandacht die bijna iedereen af en toe overheeft voor dieren. De uitdaging is om die aandacht vast te houden en uit te breiden, voorbij katten en honden naar biggen, kippen en koeien.
Want hoe wij met dieren omgaan zegt niets over die dieren, maar alles over onszelf.

 

Robert Loppersum

Bronnen:
De Correspondent - Dit betekent vlees eten voor onze planeet
https://decorrespondent.nl/4809/dit-betekent-vlees-eten-voor-onze-planeet/35773142-c9a3-0fb4-36d0-29ef92d74e61#:~:text=Welk%20dier%20vervuilt%20dan%20het,gevolgd%20door%20varkens%20en%20kippen.

De Groene Amsterdammer – Het product dier:
https://www.groene.nl/artikel/het-product-dier

Bij nader inzien – Waarom we koeien niet in de ogen kijken (en honden wel)
https://bijnaderinzien.com/2023/05/08/waarom-we-koeien-niet-in-de-ogen-kijken-en-honden-wel/


 

Neem contact op

Neem contact met ons op via e-mail

Andere contactopties